In Nederland staan veel panden niet gebouwd op eigen grond, maar op grond met erfpacht. In dat geval is de eigenaar van het pand niet de eigenaar van de grond. De eigenaar van het pand, bijvoorbeeld een bewonersbedrijf, betaalt dan een jaarlijkse vergoeding voor het exclusieve gebruik van die grond. Die vergoeding heet de canon; de huurder heet de erfpachter. De erfpachter mag de grond en het pand gebruiken alsof hij eigenaar is.
De vergoeding die je als erfpachter jaarlijks betaalt aan de grondeigenaar heet dus de canon. De hoogte van die canon wordt bepaald door de grondwaarde van het perceel waarop je pand staat en door de rente die de verpachter berekent. In sommige gevallen is het mogelijk om de canon af te kopen. Dan betaal je voor een langere periode een vaststaand bedrag vooruit. Dat is vooral voordelig wanneer de canon periodiek wordt aangepast met een nieuwe grondwaarde (dus waarschijnlijk stijgt door de jaren heen) en nieuwe pachtrente.
Er zijn twee soorten erfpacht: gemeentelijke erfpacht of particuliere erfpacht.
In dit geval is de gemeente eigenaar van de grond. Deze situatie kwam tot voor kort vooral in de grote steden in Nederland voor. Dat systeem lag echter onder vuur. In Utrecht leidde dat tot afschaffen van het systeem en in Amsterdam tot het overstappen op ‘eeuwigdurende erfpacht’. Erfpacht is voor gemeentes een middel om eisen te stellen aan het gebruik van de grond, bijvoorbeeld voor maatschappelijke doeleinden of sociale woningbouw.
Daarnaast geven steeds meer grondeigenaren hun grond uit in erfpacht, in plaats van deze te verkopen. Dan gaat het bijvoorbeeld om particuliere vastgoedeigenaren, kerken, waterschappen en VvE’s (Verenigingen van Eigenaren). Dit wordt particuliere erfpacht genoemd. Banken verstrekken over het algemeen geen hypotheek voor vastgoed dat is gebouwd op particuliere erfpacht, vanwege de vele onduidelijkheden in de praktijk.