Als mantelzorger had Anja van der Aa grote behoefte aan een wijkinformatiepunt in haar Utrechtse wijk. En omdat dat niet bestond, zette ze het zelf met medebewoners op. Tot grote tevredenheid van de gemeente en bewoners. Maar toen ze met steun van 50 bewonersinitiatieven meedeed aan de tender Sociaal Makelaarschap, werd ze ingehaald door een commercieel welzijnsbedrijf uit Rotterdam. “De procedures van aanbesteden veranderen alleen als we de sociale infrastructuur expliciet maken.”
Tegelijkertijd met de ingang van de decentralisaties werd Anja van der Aa plotsklaps fulltime mantelzorger voor de periode van een jaar. Als ze langs de formele weg contact zocht bij zorginstanties, kwam ze terecht in een bureaucratisch doolhof. Veel meer steun en informatie kreeg ze uit haar directe leefomgeving. Ze besloot niet bij de pakken neer te zitten, maar aan de slag te gaan als actieve bewoner in haar eigen wijk. Met gelijkgestemden zette Anja een wijkinformatiepunt op. Want als mantelzorger had ze vooral de beschikbaarheid van goede onafhankelijke informatie gemist. Ze was niet de enige. Een wijkinformatiepunt bleek al tien jaar een vurige wens van de wijkraad en huisartsen in de wijk.
Het wijkinformatiepunt werd een succes. De gemeenteraad erkende het formeel. En hulpverleners in de wijk klopten bij Anja aan met vragen. Of het wijkinformatiepunt misschien ook een huiswerkbegeleiding kon opzetten in de wijk. En een vervoersdienst, een tuindienst, een boodschappendienst, een klussendienst. Noem maar op.
De organisaties die bij Anja en haar collega’s aanklopten vertelden er alleen niet bij hoe de noodzakelijke voorwaarden geregeld moesten worden. Reden voor het wijkinformatiepunt om dit zelf uit te zoeken. En er deed zich een kans voor. De gemeente schreef de tender ‘sociaal makelaarschap’ uit. Voor zes jaar zou de winnende organisatie gecontracteerd worden voor een bedrag van 38,4 miljoen euro om sociaal te makelen in de stad uit te voeren. Met die middelen zou het bewonersinitiatief kunnen voldoen aan de vragen van alle bewoners én hulpverleners die bij hen hadden aangeklopt.
Om mee te kunnen doen aan de tender, richtte Anja met een team van actieve bewoners en sociaal ondernemers stadscoöperatie SAMEN030 op. Het team kreeg steun van ruim vijftig bewonersorganisaties. Hun motto: Utrechters aan zet in eigen buurt en wijk. De coöperatie had acht weken de tijd om de aanvraag te schrijven. In hun vrije tijd, vooral de avonduren en in het weekend, stortten de teamleden zich op deze enorme klus. Eigenlijk moesten ze per wijk tot in detail beschrijven hoe ze het sociaal makelen in alle wijken wilden overnemen, maar ze stelden voor dat na de gunning samen met bewoners te doen. Hun plan met begroting telde toch nog 61 pagina’s volgens een voorgeschreven hoofdstukindeling. Maar de tender werd hen niet gegund. SAMEN30 kwam op de vierde en daarmee ook op de laatste plaats.
“De grootste kracht van onze aanvraag, namelijk het aan het stuur én aan het werk zetten van bewoners zelf, leverde geen enkel punt op in de beoordeling.”
Anja van der Aa
Anja: “Achteraf gezien kónden we ook helemaal niet winnen. De rode draad in ons plan was stapsgewijs toewerken naar wijk- en buurtcoöperaties die bewonersdiensten onder regie van de wijk en met de grootst mogelijke actieve betrokkenheid organiseren. Maar de grootste kracht van onze aanvraag, namelijk het aan het stuur én aan het werk zetten van bewoners zelf, leverde geen enkel punt op in de beoordeling. Sterker nog, het werd gezien als een bedrijfsrisico. De tender werd gewonnen door een welzijnsbedrijf uit Rotterdam, ten koste van de zittende welzijnsorganisaties.”
Anja neemt de ambtenaren die de aanvraag hebben afgewezen niets kwalijk. “Zij hebben geoordeeld volgens de van tevoren vastgestelde inkoopeisen. Wel heb ik kritiek op de inkoopeisen, die deugden niet. Wij waren de enige niet commerciële partij die meedeed met de tender. Nog voordat de uitslag bekend was, hebben we bij de gemeente aangegeven dat ze een langdurig probleem in de stad zouden creëren als ze het sociaal makelen geheel en al overlaten aan een organisatie, die geen binding heeft met de bewoners. Er waren ook veel vrijwilligers die aangaven dat ze niet ‘doorverkocht’ wilden worden aan een nieuwe commerciële partij. We hadden ook eerst gevraagd aan de andere partijen die meededen aan de tender of we konden samenwerken. Maar ze wilden niet onder onze vlag opereren. Toen hebben we ook tegen de gemeente gezegd: ‘Stop de procedure en zet ons met een partij naar voorkeur om tafel om tot een nieuw voorstel te komen’.
“Nu zitten gemeenten in een keurslijf van zeer bureaucratische procedures. Ze willen zich op allerlei manieren indekken, uit angst dat ze anders door advocaten worden teruggefloten.”
Anja van der Aa
Anja zegt niet dat het hele systeem van aanbesteden moet verdwijnen. “Dat kan gewoonweg niet: vanuit de EU zijn er richtlijnen waarmee je rekening moet houden. Maar je kunt de wet wel anders interpreteren dan nu wordt gedaan. Nu zitten gemeenten in een keurslijf van zeer bureaucratische procedures. Ze willen zich op allerlei manieren indekken, uit angst dat ze anders door advocaten worden teruggefloten.”
Anja staat niet alleen in haar kritiek op de manier waarop de tender is uitgeschreven. “Nadat onze aanvraag voor de tender was afgewezen, zijn we op gesprek geweest bij de Tweede Kamer en ministeries. En in alle gevallen waren de betrokkenen verbijsterd over het feit dat onze aanvraag niet was gehonoreerd. ‘Hoe kan dat nou?!, zeiden ze, ‘Jullie doen precies wat wij voor ogen hebben met de participatiesamenleving.’ Dit moet wel een heel klinische procedure zijn geweest, zei een Tweede Kamerlid.”
Maar hoe voorkom je dat de procedure klinisch wordt? Anja: “Maak het mogelijk om de aanvraag op andere manieren in te kunnen dienen. Denk bijvoorbeeld aan een aanvraag, waarbij je tien foto’s van buurten en wijken instuurt. Zorg dat je aankoopeisen aansluiten bij wat bewoners willen in een wijk. Kijk goed naar wie je in de selectiecommissie plaatst. Zit daar behalve een ambtenaar ook een bewoner bij, een wethouder, een raadslid?”
“Maar er komt een kentering, daar ben ik van overtuigd. Het tij gaat keren. Want het komt niet door onwil van ambtenaren dat de procedures zo bureaucratisch zijn. Zij zijn met marktdenken en de werking van een tender gevoed door de EU en landelijke kaders. Maar het wordt steeds duidelijker dat het marktdenken nadelen heeft voor de samenleving. Dat bleek helemaal in coronatijd.”
Het is nu tijd, zegt Anja, dat de bewonersinitiatieven de ambtenaren gaan voeden met informatie. En dat doe je door de sociale infrastructuur heel concreet te maken. Anja: “Je moet concreet maken wat een gemeenschap doet of kan doen. En dat kan alleen vanuit ervaring.”
“Wij meten dus alles, zodat we alle vragen van de gemeente kunnen beantwoorden. En als je tweeënhalf jaar inventariseert wat bewoners willen, doen en ervaren, dan krijg je een behoorlijk goed beeld.”
Anja van der Aa
“Wij gaan achter een tafel zitten in een buurthuis om te kijken wat er leeft, welke hulpvragen er zijn, waar mensen tegen aanlopen, welke informatiebehoefte er is. We registreren alles. Want we leven in een meetbare wereld. Wij meten dus alles, zodat we alle vragen van de gemeente kunnen beantwoorden. En als je tweeënhalf jaar inventariseert wat bewoners willen, doen en ervaren, dan krijg je een behoorlijk goed beeld. Ik kan je alvast verklappen dat de meest gehoorde opmerking in al die jaren is: ‘Dat roepen wij al tien jaar.’ Klein vervoer in de wijk? Dat roepen wij al tien jaar. Gebrek aan woningen voor ouderen? Dat roepen wij al tien jaar. Een coöperatie? Een wijkinformatiepunt? Dat willen we al tien jaar.”
“Wat zegt dat? Dat de signalen van bewoners niet doorkomen! Dus daarom – ik val in herhaling – moet je concreet maken wat bewoners willen en kunnen doen. Op basis van die gegevens kun je een koers uitzetten. Het is daarbij handig als je goed kunt schrijven. Want als het niet op papier staat, bestaat het niet voor de gemeente. En het helpt enorm als je de kranten haalt met je bewonersinitiatief. Dan wordt de politiek wakker. Het helpt ook om je te profileren op sociale media. En daarnaast moet je als wijk een coöperatie vormen, zodat je kunt wedijveren met marktgerichte bedrijven. Bovendien moet je sociale coöperatie goed georganiseerd zijn, omdat er mensen mee zijn gemoeid. En de inkoop- en beleidskaders, dat is de taak van de gemeente, moeten vervolgens zo worden ingericht, dat een wijkbedrijf gelijke kansen heeft als een commercieel bedrijf.”
Utrecht stelt nieuwe inkoop- en contractkaders vast en er komt een nieuwe subsidieregeling voor informele zorg. Ondanks veel welwillendheid is er volgens Anja een kennisprobleem. Raadsleden en ambtenaren weten niet hoe je dit kunt vormgeven vanuit gemeenschapskracht. Anja: “Ik heb nu contact met de fractie van D66 en die constateerde dat bewoners en gemeenschappen op dit moment niet worden genoemd in de inkoopkaders.” Anja zal erop hameren dat dit wel gebeurt.
Ze heeft goede moed. “We waren teleurgesteld dat we de tender niet hebben gewonnen, maar we hebben er wel heel veel van geleerd. Wij hebben nu met verschillende partijen de bouwstenen voor de sociale infrastructuur in een schema getekend. Heel visueel, heel simpel. Je kunt in een oogopslag inzichtelijk maken waaraan behoefte is in een wijk.”
“Daarnaast hebben we samen met huisartsen een kwaliteitskader gemaakt. Daarbij is aangegeven wie waar verantwoordelijk voor is. Veel huisartsen krijgen namelijk te maken met mensen die met sociale problemen bij hen komen. Ze voelen zich daar verantwoordelijk voor en weten vaak niet naar wie ze kunnen doorverwijzen. In het kwaliteitskader staat duidelijk wie verantwoordelijk is voor wat in het sociale domein. Daar moeten op lokaal niveau wel samenwerkingsafspraken over worden gemaakt, maar ook daar zijn we mee bezig in mijn wijk.”
Als mantelzorger liep ik tegen allerlei muren op. Maar alle hulp die ik van bewoners en buren kreeg was waardevol. Alle informatie die ze me gaven, klopte. De bewoners kennen de leefomgeving en weten waar je terecht kunt. Ook in coronatijd heb ik gemerkt dat bijna alle formele zorg voor hulpbehoeftigen stopte – de thuiszorg, de dagbesteding, bezoekregelingen – terwijl alle informele zorg doorging. Sterker nog, die informele zorg vermeerderde. Alles wijst erop dat de zorg niet kan worden geregeld op een afstand van de leefomgeving. De kloof tussen commerciële welzijnsinstellingen en de leefomgeving is veel te groot geworden. Dat moet veranderen, zodat we in de toekomst niet horen: dat roepen we nu al twintig jaar.